Mastitis is altijd een onwelkome gast op je bedrijf. Elk geval is er een te veel. Mastitis verstoort je dagelijkse routine, omdat de zieke koe behandeld moet worden en extra aandacht vraagt. Ook moet de koe ‘in de ketel’ gemolken worden. Op de achtergrond houd je altijd de onzekerheid: Zal de koe wel helemaal herstellen?
Het is onrealistisch om te denken dat je mastitis helemaal uit kunt bannen op je bedrijf. Wel kun je er gericht werk van maken om de gevallen van mastitis drastisch terug te dringen. Het startpunt hiervan is bacteriologisch onderzoek naar de verwekkers van de mastitis bij je koeien. Omdat er altijd wel een kans is om geen relevante data of een verontreiniging in de monsters te krijgen, is het belangrijk om voldoende monsters te nemen. Vind hier de instructies voor monstername volgens GD Diergezondheid. Bespreek de uitslagen uitgebreid met je dierenarts. Die zal je vertellen of er in de uitslagen vooral koegebonden of omgevingsgebonden mastitisverwekkers aangetroffen werden.
Koegebonden mastitisverwekkers verspreiden zich van koe tot koe tijdens het melken. Nieuwe besmettingen kunnen eigenlijk alleen maar plaatsvinden door contact van melk van een besmette koe met een andere koe. De bacteriën worden meestal overgebracht bij het wisselen van het melkstel van de ene naar de andere koe. Besmetting kan ook optreden bij niet goed gereinigde melkdoeken, apparatuur of handen. Kijk bij koegebonden mastitisverwekkers dus goed naar melktechniek, het onderhoud van je melkmachine, hygiëne en melkprotocollen. Streptococcus agalactiae (SAG) is een voorbeeld van een kiem die extreem koegebonden is.
Omgevingsgebonden mastitisverwekkers komen met name voor in mest, grond, water en strooisel. Deze infecties ontstaan vooral vanuit de plek waar de koe ligt en loopt. Op stal zijn dit het ligbed, de vloeren en gangpaden. Een ander groot risico op omgevingsgebonden mastitisverwekkers heb je bij vuile onderpoten en klauwen, maar ook vuile melkstellen kunnen een rol spelen. Natte, vieze plekken in de weide zijn ook berucht. Vaak is het al te zien aan de koe: de bevuiling met mest en ander zichtbaar vuil geeft een duidelijk beeld van de infectiedruk. Omdat bacteriën onzichtbaar zijn, kunnen ze echter ook massaal aanwezig zijn in ‘schoon’ strooisel. Ook koeien die op het oog schoon zijn kunnen dus in bacteriologisch verontreinigd strooisel liggen, waardoor de infectiedruk verder oploopt.
Bij melkkoeien, maar ook bij droge koeien en drachtige vaarzen, is hygiëne van het ligbed van groot belang. Bij drachtige vaarzen is circa twee maanden voor het afkalven 60 procent van de slotgaten al ‘open’. Het is begrijpelijk dat hygiënisch huisvesten van vaarzen een rol speelt in het voorkomen van mastitis. Bij droge koeien is de situatie vergelijkbaar. Veel mastitisgevallen die optreden in het begin van de lactatie worden veroorzaakt door infecties met omgevingskiemen die al tijdens de droogstand ontstaan.
In de wachtruimte vóór het melken zijn de slotgaten al niet meer geheel gesloten. De natuurlijke bescherming van het tepelkanaal is dus deels weg. Opspattende mest, zeker als de mest wat dunner is, maakt de uiers en spenen vuiler en het risico op infecties groter.
Volgens GD diergezondheid is het heel belangrijk dat het strooisel zo droog mogelijk is. Bacteriën vermeerderen zich bij voorkeur in vochtige en warme (broei)omstandigheden. Zo leggen zij uit dat organisch materiaal, zoals zaagsel, stro en gescheiden mest door bacteriën ook als voedingsbron wordt gebruikt, zeker als daar ook nog wat uitgelekte melk bij komt. De snelste bacteriegroei - in volgorde van snelheid - treedt op in gescheiden mest, stro, hardhoutschilfers, wit zaagsel en ten slotte papierpulp. Zachte houtsoorten (bijvoorbeeld den en spar) bevatten meer harsachtige stoffen, die de bacteriële vermeerdering enigszins remmen en daardoor geschikter zijn dan hardhout of eik.
De E.Coli-bacterie is te beschouwen als een van de belangrijkste omgevingskiemen. Vrijwel alle E.Coli-infecties in de uier zijn afkomstig uit de omgeving. Mest bevat zeer veel E.Coli-bacteriën en de kans is dus groot dat spenen in het ligbed met E.Coli in aanraking komen, zeker als de hygiëne te wensen over laat.
Er zijn ook bacteriën die op beide terreinen voor kunnen komen. Voorbeelden hiervan zijn Staphylococcus aureus en Streptococcus dysgalactiae. Deze zijn in meer of mindere mate omgevings- én koegebonden.
Bekijk hier hoe je de weerstand van je koeien kunt ondersteunen voor een optimale uiergezondheid.
Schrijf je in voor onze blog updates en ontvang de laatste blog artikelen direct in je inbox.